Dit hoor ik af en toe op een uitvaart. En soms voel ik het ook. Dan moet ik vechten tegen de tranen. Omdat het me raakt. Ik herken het. En dat raakt iets in mij. Iets tussen liefde en pijn. Ik herken de onvoorwaardelijke liefde tussen mijn oma en mij. En voel de pijn van het definitieve afscheid.
Ik had een bijzondere band met mijn oma. Al van kleins af aan. Ik was gek op haar, voelde me zo welkom en veilig. Ze was een hele lieve, zorgzame vrouw die het anderen graag naar de zin maakte. Alleen bij haar mocht ik een hele kip eten, met haar eigengemaakte ‘appelsmoes’. En zoveel stoofpeertjes als ik wilde. Of tumtummetjes uit de snoeppot. Altijd een tompouce bij de Hema. En natuurlijk perenijsjes. We deelden geheimpjes en keuvelden wat af. Eigenlijk deden we niets bijzonders, wat het nog bijzonderder maakte.
Toen ik in de randstad ging studeren en daarna werken, ging ik steeds vaker bij haar langs. Eerst met de trein en later op de motor. Het liefst bleef ik slapen. Dan schoven we het vouwbed naast haar bed en kletsten en lachten tot we in slaap vielen. Ze had humor, van die heerlijke Amsterdamse, ze kon zo lekker pittig uit de hoek komen. Ik hield en hou van haar.
Mijn oma overleed in 2002, ze was 88 en ik 29. Een jaar daarvoor vertrok ik voor een jaar naar Latijns-Amerika, ik ging in mijn eentje backpacken. Oma vond het fantastisch, maar het afscheid viel ons zwaar, mede door haar dementie. Ik kreeg een armbandje om bij me te dragen en we spraken met elkaar af dat ik gezond terug zou komen en zij er nog zou zijn. In dat jaar belde ik haar een paar keer, dit waren hoogtepunten in mijn reis. Weer geland op Schiphol, ging ik eerst langs oma. Ze was in dat jaar gevallen, had haar heup gebroken en was verhuisd naar een verzorgingstehuis. Er zat een oude verwarde vrouw voorovergebogen in een rolstoel, ik herkende haar amper. Maar toen ze mijn stem hoorde, tilde ze haar hoofd op en zei helder: “Daar is mijn Daphne uit Latijns-Amerika, we hebben ons aan onze afspraak gehouden!” Dit was bijzonder emotioneel. Zes dagen later is ze overleden.
Op de foto zit mijn oma in de kroeg, op mijn feestje bij Café Soif in Rotterdam. Omdat ik 25 werd, (bijna) afgestudeerd was, mijn autorijbewijs had gehaald én ging wonen en werken in Amsterdam. Het was voor haar vanzelfsprekend dat ze erbij was en liet zich taxiën van en naar Lelystad. Sindsdien staat deze foto zichtbaar in mijn huis. Inmiddels al jaren naast mijn bureau. Ik loop vol met liefde als ik naar haar kijk. Of mijn kinderen over haar vertel. Wat ontzettend jammer dat ze elkaar niet hebben gekend, wat zouden ze gek op elkaar zijn geweest. Met trots heb ik mijn jongste zoon naar haar vernoemd.
Sinds haar overlijden hoop en denk ik dat er meer is tussen hemel en aarde. De gedachte dat ze lekker op een wolk zit, bij opa en tussen twee van haar kinderen, een kleinkind en een paar lieve honden aan haar voeten, geeft troost. Ik voel af en toe het verlangen om ooit weer gezellig naast haar te zitten. Wanneer ik seringenzeep ruik, lijkt het ook heel even zo. En wat zou ik haar ontzettend graag nog een keer bellen om na lang geklets over van alles en niets van haar te horen: “Nou dahaag lekkere klessebes van me.”